Gerard Mulder uit Uffelte is werkzaam als vrijwilliger in het veld voor enkele natuurorganisaties en bovenal een actief lid van onze vereniging (o.a. steenuil-en kerkuilenwerkgroeplid en heideschonen). Geregeld beschrijft hij op zijn eigen bijzondere wijze, zijn genoegens en ongenoegens over van alles wat op zijn natuurpad komt. Onderstaand verslag heeft hij geschreven naar aanleiding van de lezing over de Kraanvogels die Ronald Popken op 16 maart 2016
heeft gegeven.
Zoals de ANWB helemaal niet meer een wielrijdersbond is, maar verworden is tot een club van auto-lobbyisten, zo vraag ik mij al jaren af wat er bij NM nog over is van het gedachtengoed van Jac. P. Thijsse. De recreant moet nu verwend worden. Dus wordt de toegankelijkheid van de gebieden verhoogd. Je plaatst wat softe verbodsbordjes, praat over “spelregels” en laat b.v. op het Dwingelderveld hulpboswachters op houten fietsjes rondrijden. Als vervolgens mensen in de spaarzame stiltegebieden worden aangetroffen, al dan niet bewapend met zwaar fotografisch materiaal, wordt de zaak meestal afgedaan met een waarschuwing. De echte boswachters zijn ongetwijfeld druk bezig met hun administratie en fondsenwerving.
Wat vindt de Kraanvogel hiervan? De laatste keer dat ik er enkele sprak (in Duitsland) vonden ze het maar niks. Hoe konden zij in hemelsnaam nog in alle rust broeden en eventuele jongen groot brengen? Naast de rustige Duitse camping waar wij jaarlijks verblijven wordt zelfs tijdens de broedtijd in de foerageergebieden (natte weilanden) gejaagd vanuit de verderfelijke hoogzit.
Ronald Popken ecoloog bij NM, die onlangs een leuke lezing over de als zeer schuw bekend staande Kraanvogel hield, is er dan ook alles aan gelegen om de kwetsbare delen van het Dwingelderveld minder toegankelijk te maken. Maar dat is binnen het huidige beleid van Natuurmonumenten best moeilijk. Gelukkig kan Meppel veel last krijgen van een teveel aan regenwater. De maatregelen die genomen zijn en worden om Meppel te helpen, dragen sterk bij aan een flinke vernatting van het Dwingelderveld. Dat is precies wat de Kraanvogels nodig hebben om predatoren en nieuwsgierigen uit de buurt te houden. Ronald denkt dan ook dat het aantal broedparen aldaar van 2 naar 3 zal kunnen stijgen. Een zelfde effect is eerder al in het Fochteloërveen bewerkstelligd. Er was voor het eerst in 1999 een paar gedurende de broedtijd aanwezig. Een eerste jong werd geboren in 2001. 7 broedparen in 2015. Op het Dwingelderveld ging het als volgt: in 2005 één paar in het gebied, 2007 eerste broedpoging, 2015 eerste geslaagde broedsel. Het Doldersummerveld doet tegenwoordig ook mee: 2013 2 mislukte broedsels, oorzaak te weinig water. Voor heel Nederland: één broedpaar in 1990, 14 paar in 2015.
Als de goedwillende terreinbeheerders dan eindelijk de verdroging zijn tegengegaan, rust en ruimte hebben gecreëerd, broed- en foerageergebieden hebben veilig gesteld dan wandel of fiets je tijdens de broedperiode in zo’n geschikt gemaakte omgeving en landt er plots een reuzenhelikopter waaruit mannen met geweertjes tevoorschijn springen .… In Drenthe is alle voor Kraanvogels geschikt gebied ook aangewezen als laagvlieggebied. Lager dan LAAG kan niet, want ze mogen daar ook landen.
Na de broedtijd worden de Kraanvogels meer zichtbaar en gaan zich naarmate de vertrektijd nadert (oktober/november) in steeds grotere groepen verzamelen om onder luid trompetgeschal naar Extremadura en Noord Afrika af te reizen. Genoemde grote Kraanvogelconcentraties hebben in de Latijns taal geleid tot het woord “congressus”; in het Nederlands “congres”. Dit betekent letterlijk “Het bijeenkomen van Kraanvogels”. Een mooie gedachte als je nog eens een saai congres moet bijwonen.