Leo Ballering, oprichter en vrijwilliger bij het Landelijk Netwerk voor studies aan nestkastbroeders komt deze avond (donderdag 11 februari) helemaal uit Veghel (Brabant) om ons te vertellen over zijn passie voor nestkasten en de controles ervan. Voor Leo zijn de nestkastcontroles een manier om heel dicht bij de vogels te komen. Daarnaast is er natuurlijk de doelstelling van het verzamelen en uitwisselen van gegevens. Met het uitbrengen van een jaarlijkse publicatie van broedbiologische gegevens van de meest voorkomende nestkastbroeders (21) kan iedere vereniging bovendien zijn eigen ervaringen toetsen aan de landelijke gegevens. Dat er veel animo voor is, blijkt uit het feit dat het aantal deelnemende verenigingen is toegenomen van 76 in het jaar van oprichting (2009) tot 125 in 2015. Daarmee is het aantal gecontroleerde nestkasten gestegen van 6.591 tot 16.830.
Bij de controles gebruikt men de Sovon codes; zo betekent bijvoorbeeld B5- ‘nest helemaal klaar’ en 7N2-‘naakte jongen met de ogen dicht’. Leo legt vervolgens uit dat er bij het vaststellen van de resultaten een onderscheid wordt gemaakt tussen de termen: broedsucces en nestsucces. “Bij een broedsucces wordt gekeken hoeveel eieren uit een nest een jong opleveren; bij een nestsucces gaat het erom bij hoeveel nesten ten minste een jong wordt voortgebracht.” Jammer vindt Ballering wel dat de kasten hoofdzakelijk in het oosten van Nederland te vinden zijn. Over het westen is nauwelijks iets bekend. “Zo zou het bijvoorbeeld interessant zijn om te onderzoeken of een stad (warmer) andere uitkomsten heeft dan een buitengebied waar het kouder is. Wel is bekend dat in het zuiden eerder wordt gebroed dan in het noorden.”
Tussendoor nog even een foto van een laaghangende nestkast in de Brabantse bossen. Wat is daarvan de reden? Nou gewoon, dat scheelt een hoop gesleep met ladders om het bruujsel (Brabant voor broedsel) te controleren.
Vervolgens toont Leo ons foto’s van de verschillende interieurs van een nestkast. Veel vogels blijken zeer creatief en zo zien we bijvoorbeeld de volgende ontwerpers:
- Koolmees: een onderlaag van mos met daarin een kuiltje dat is bekleed is met gekleurde strookjes wol. En wat zijn die pluizige gele strookjes? Het nestje is vlakbij een tennisbaan.
- Pimpelmees: een onderlaag van mos met daarin een kuiltje bedekt met veertjes.
- Bonte vliegenvanger: een gevlochten nestje
- Boomklever: een nest gemaakt van de bast van de grove den.
- Grote bonte specht: het nest dat we zien is gemaakt in een uitgeholde berkenstam. Bekend is dat grote bonte spechten niet de uitwerpselen verwijderen. Het is er dus een behoorlijke rommel.
In de aankondiging voor deze avond staat dat we na de pauze foto’s te zien krijgen van wat er nog meer in nestkasten wordt aangetroffen. We worden niet teleurgesteld en zien: bosmuizen, eekhoorns, zwarte mieren, een grootoorvleermuis, boommarter en een zwarte rat.
Ook bijzonder zijn de foto’s van een gemengd nest van de pimpelmees en de gekraagde roodstaart en een dubbelnest van de bonte vliegenvanger.
Minder fraai is de foto van het toegetakelde gezicht van de bosuilenkastencontroleur. Het mannetje van de bosuil blijkt de boosdoener. Van het vrouwtje heb je geen last! Gelukkig zien we de controleur op de volgende foto met een veiligheidshelm en beschermkap!
En met het voorjaar in de lucht besluit Leo Ballering de avond met de woorden: “Nestkastonderzoek!… een zeer prettig en onschuldig voorjaarsgenoegen”! Ik denk dat veel toehoorders zich hier helemaal in kunnen vinden.
Josée Janssen