Jonge steenuilen in tas voor meten en wegen

Erwin Bruulsema, coördinator van de werkgroepen Steenuilen en Ringen, heeft bijgaand artikel geschreven voor het blad Uilen, een jaarlijkse uitgave van landelijke uilenorganisaties. Het komende nummer van Uilen verschijnt eind december. Erwins bijdrage over de vraag of bijvoeren wel zo nodig is, plaatsen we ook in deze nieuwsbrief van de Vogelwacht Uffelte e.o.

Soms weet je te veel!
Het dilemma van wel of niet bijvoeren
Door Erwin Bruulsema
Veel gebeurtenissen in een steenuilenseizoen zijn te verwachten. Tussen de controles van de nestkasten zit vaak een aantal weken tijd, waardoor er altijd wel nesten zijn waarbij het nest is verdwenen, de eieren niet zijn uitgekomen of predatie heeft plaatsgevonden. Vaak weten we niet wat de daadwerkelijke reden is van het mislukken van een nest. Is één van de ouders gesneuveld, was er niet voldoende prooi, waren de eieren onbevrucht of is er toch sprake van verstoring? Allemaal variabelen die van invloed zijn op een steenuilenseizoen en op het wel of niet slagen van legsels. Echter zijn er soms gevallen dat je wel weet wat er voorgevallen is. Met de huidige cameraopstellingen, zoals die van Beleef de Lente bijvoorbeeld, wordt het steeds makkelijker om te volgen wat er allemaal gebeurt in en om een nestkast. Maar ook zonder dit soort beelden weet je soms te veel, waardoor er een dilemma bestaat: bijvoeren of niet?

Het is mei 2022 als we weer op pad gaan voor de steenuilen in het gebied rondom Wapse (Zuidwest-Drenthe). In het gebied waar wij ons als vrijwilligers van de Vogelwacht Uffelte e.o. bezighouden bevindt zich een kwetsbare populatie steenuilen van zo’n 60 broedparen. Met een schatting van 150 tot 250 broedparen in Drenthe bevinden we ons in Zuidwest-Drenthe in het meest noordelijke bolwerk van de steenuilen. Na eind april tijdens de ei-controle al vastgesteld te hebben dat het geen geweldig steenuilenjaar lijkt te worden treffen we in één nest bij Wapse op vrijdag 13 mei een nestje van 5 jongen aan. Met vrijdag de 13e als controledatum hadden we, met een beetje bijgeloof, natuurlijk al kunnen verwachten dat dit niet helemaal goed zou gaan. Uiteraard zijn we erg blij met dit, voor dit jaar, grote nest. In de andere nesten troffen we veelal maar één, twee of drie jongen aan dit jaar. Moeder de vrouw-uil is aanwezig bij de jongen, aangezien de jongen vermoedelijk nog maar zo’n 2 dagen oud zijn en dus te jong om zichzelf op temperatuur te houden, zit het vrouwtje als een pannenkoek bovenop de jongen. Voorzichtig pakken we haar op en lezen even snel haar ringnummer af. Daarna zetten we haar snel weer terug bij haar jongen. Na een check van het ringnummer komen we erachter dat we haar twee jaar daarvoor, op 14 mei 2020 als adult vrouw hebben geringd in dezelfde nestkast. De jongen blijken dus als cadeautje net voor haar 2-jarig huwelijk (ringdatum) uit het ei te zijn gekropen (vermoedelijk op 11 mei). Niets aan de hand zou je denken. Laat de jongen maar groeien en dan maar hopen dat ze het redden. Inmiddels waren we er wel al achter dat het een heel slecht muizenjaar bleek te zijn. Op camerabeelden in andere nestkasten kwamen de mannen maar zeer sporadisch een muis brengen. Het hoofdvoedsel dit jaar leek te bestaan uit kevers, rupsen en andere larven. Daar moet toch heel wat van aangevoerd worden wil je maar liefst 5 jongen groot brengen en je vrouw onderhouden.

Op dinsdag 17 mei ben ik rustig thuis aan het werk als de telefoon plotseling gaat. Bewoners in Wapse hebben een steenuil gevonden bij de schuifdeur. De uil beweegt nauwelijks, vliegt niet weg en lijkt gewond. De bewoners vragen wat ze ermee moeten doen. Gelukkig is mijn planning voor de dag vooral administratief en kan ik direct in de auto stappen om er naartoe te rijden. Na een klein kwartiertje kom ik aan op de locatie en laten de bewoners de uil zien, die ze in een doosje hebben gezet. Het uiltje ziet er zwaargehavend uit en de bewoners geven aan dat ze het vermoeden hebben dan het uiltje een nacht heeft opgesloten gezeten in de schuur en ’s ochtends bij het openen van de schuifdeur tussen de deur en de muur is beland. Mogelijk heeft de hond ook nog een duit in het zakje gedaan, maar dat is niet geheel duidelijk. Het uiltje voelt wat slap aan, kan niet op zijn poten staan en er lijkt weinig leven in te zitten. Na het aflezen en noteren van het ringnummer besluit ik mijn contactpersoon van de Vogelopvang de Fûgelhelling in Ureterp te bellen met de vraag of ik de uil direct kan brengen. Een dik half uur later lever ik de uil af in Ureterp. We spreken af dat ik op de hoogte gehouden word van de ontwikkelingen van het uiltje.

Thuisgekomen is het eerste wat ik doe in het systeem op zoek gaan naar het ringnummer. Dit steenuiltje is namelijk twee huizen verderop gevonden ten opzichte van het nest van 5 jongen waar ik de vrijdag ervoor geweest was. Na controle blijkt het ‘t mannetje van dit nest te zijn. En nu? Ik besluit in overleg met mijn medevrijwilligers een dag af te wachten met betrekking tot de ontwikkelingen van het mannetje in de opvang. Woensdagochtend 18 mei heb ik contact met mijn contactpersoon en hij laat weten dat de uil de nacht heeft overleefd. Een goed teken zo op het eerste gezicht, maar…. de uil gebruikt zijn poten nog steeds niet en eet ook niet. Die middag krijg ik dan ook het trieste, maar al verwachte bericht, dat man steenuil is overleden in de opvang.

Na overleg met de medewerker van de vogelopvang en het advies om bij te gaan voeren overleg ik eerst nog even met mijn medevrijwilligers. Bijvoeren betekent ingrijpen in een natuurlijk proces. Hoewel natuurlijk… Het mannetje was ook niet geheel natuurlijk gestorven. We besluiten vanwege het slechte steenuilenjaar en de kwetsbaarheid van de populatie in ons gebied toch bij te gaan voeren. De volgende ochtend jakker ik dus weer richting Ureterp om bij de vogelopvang De Fûgelhelling bevroren muizen op te halen. Muizen blijken de voorkeur te hebben als voer, aangezien de jongen van ééndagskuikens sneller aan de schijterij komen. Ondertussen bestel ik via internet alvast een paar kilo muizen. Grijze muizen wel te verstaan, omdat deze meer op de natuurlijke prooi lijken en we zeker willen zijn dat de uilen deze accepteren. Donderdag in de loop van de ochtend kom ik bij de nestkast en breng de eerste 5 muizen naar de jongen. Ondanks dat het niet zo mooi is dat het mannetje gesneuveld is, ben ik blij dat dit het mannetje is overkomen en niet het vrouwtje. Het mannetje zou namelijk wel prooien blijven halen voor de jongen, maar de prooien niet verscheuren, waardoor de jongen dood zouden gaan van de honger, ondanks dat er prooien genoeg zouden zijn geweest.

Ontwikkeling gewicht van de jongen

Figuur 1: Ontwikkeling gewicht van de jongen

Eén van onze vrijwilligers heeft ondertussen een “overlast” van meikevers in de tuin en besluit deze te vangen met een lamp, een kuub-kist en een laagje water. Deze mag ik ophalen om bij te voeren, waardoor we naast de muizen die we voeren in de eerste twee weken ook flink wat meikevers kunnen aanbieden. Onzeker is dan nog hoe de jongen het zullen doen op de aangeboden prooien.

Tot en met 24 mei ga ik om de dag naar de nestkast, ladder mee op de kar, en breng ik de jongen 0,25 liter meikevers en 5 muizen. Tijdens de levering van de grijze muizen blijken er ook witte muizen tussen te zitten. Gelukkig blijkt al snel dat het de steenuilen niet uitmaakt welke kleur hun prooi heeft en accepteren ze ook de witte muizen. Ondertussen besluit ik om de week de jongen te wegen en te meten om de voortgang en ontwikkeling goed te kunnen monitoren. Na van dinsdag 24 tot zondag 29 mei elke dag 5 muizen gebracht te hebben ga ik over op 8 muizen per twee dagen en 0,25 liter meikevers. Op dat moment droogt de voorraad meikevers helaas op en besluiten we op basis van de ontwikkeling van de jongen de hoeveelheid muizen eventueel aan te passen. Op 27 mei wegen en meten we de jongen en blijken ze op basis van de vleugellengte 13 dagen oud. Op basis van de gegevens die wij hebben zijn de jongen echter al 16 dagen oud en hebben ze een achterstand van drie dagen. Deze drie dagen zijn te verklaren. Het mannetje heeft waarschijnlijk een nacht opgesloten gezeten, daarna de dag dat hij gevonden werd en naar de vogelopvang werd gebracht en de dag dat hij is overleden. Dus drie dagen heeft het vrouwtje alleen voor de kleine jongen moeten zorgen, waardoor ze in die periode een achterstand opgelopen hebben.

Tot en met 3 juni blijven we 8 muizen per 2 dagen voeren. Op 3 juni meten en wegen we de jongen en komen er achter dat 4 van de 5 jongen nog steeds niet op conditie zijn. Wel is bij alle jongen de conditie toegenomen. Om de jongen nog beter op conditie te krijgen besluiten we op 5 juni het aantal muizen op te schroeven naar 10 muizen per 2 dagen. Dit komt neer op een muis per jong per dag. Echter weten we niet of het vrouwtje hier ook nog van meeprofiteert en af en toe een muis tot zich neemt.
Ontwikkeling conditie op basis van de ware leeftijd van de jongen
Figuur 2: Ontwikkeling conditie op basis van de ware leeftijd van de jongen.

Door omstandigheden zit er tussen het weeg- en meetmoment van 3 juni en het volgende weeg- en meetmoment 9 dagen. Ondertussen krijgen de jongen nog steeds 10 muizen per 2 dagen. Opvallend tijdens het weeg- en meetmoment om 12 juni is dat de meeste jongen goed gegroeid zijn en gelukkig in een betere conditie verkeren. Twee van de jongen blijken in een gemiddeld goede conditie, de ander drie zitten daar nog iets onder. Een ander opvallend verschijnsel is dat het zwaarste jong en het jong dat tussen de eerste twee weegmomenten het meest ontwikkeling heeft laten zien, nu het minst in conditie groeien.

Op 17 juni besluit ik de jongen weer te wegen. Wat opvalt bij dit nest is dat één van de jongen een identiteitscrisis heeft ontwikkeld. Dit jong is zeer fel voor een steenuil en gedraagt zich haast als een torenvalk. Bij torenvalken liggen de jongen namelijk altijd op de rug met de poten omhoog, in de aanslag om de belager (ringer) te grazen te nemen. Dit steenuiltje doet precies hetzelfde en zou dit ook tot uitvliegen blijven doen, met bloedende handen tot gevolg. Een ander opvallend verschijnsel dat we zien op 17 juni is dat de conditie van 3 van de 5 jongen is gedaald, bij één jong gelijk is gebleven en bij het lichtste jong (minste conditie) alleen is gegroeid. De jongen zijn nu naar schatting zo’n 37 dagen oud en zouden vliegvlug moeten zijn. Dit kan ook verklaren dat ze in een mindere conditie verkeren. Doordat (een deel van) de jongen vliegvlug zijn zullen ze zich meer buiten de nestkast vertonen, vliegoefeningen doen en door de boom heen bewegen. Ze verbruiken dan dus meer energie en daardoor is het logisch dat we dit terugzien in de conditie. Dat ze alle 5 zich nog in de nestkast bevinden is voor ons een verrassing.

De verrassing is nog groter als in de week erna bij het bijvoeren (we zitten nog steeds op 10 muizen per 2 dagen) de jongen elke keer alle 5 nog aanwezig blijken te zijn. Bij ons volgende weegmoment op 22 juni kunnen we daarom alle jongen weer wegen en meten. Het blijkt nu dat de conditie weer wat is toegenomen. Op basis van vleugellengte blijkt dat 1 jong geen achterstand meer heeft t.o.v. de te verwachten leeftijd. Het kleinste jong echter blijkt op dat moment nog een groeiachterstand te hebben van 9 dagen. Met een leeftijd van 46 dagen oud verwachten we toch wel dat de jongen de volgende dagen de nestkast verlaten zouden hebben.
Ontwikkeling leeftijd jongen op basis van vleugellengte
Figuur 3: Ontwikkeling leeftijd jongen op basis van vleugellengte

Op dinsdag 28 juni treffen we dan ook geen 5 jongen, maar 4 jongen aan in de nestkast. Het uitvliegen is begonnen. En op 30 juni treffen we nog 2 jongen aan. Deze houden het dan nog een tijdje vol om met z’n tweeën in de nestkast te blijven hangen. Pas op 6 juli treffen we voor het eerst geen jongen meer aan in de nestkast en besluiten we nog 8 muizen achter te laten als toegift. De jongen zijn nu echt uitgevlogen.

Na deze intensieve periode van bijna 2 maanden om de dag naar een nestkast rijden, ladder opzetten, bakje muizen mee omhoog, bijvoeren, wegen en meten en vooral heel veel tijd zijn de jongen uitgevlogen en is het doel bereikt. Je gaat je daarna eigenlijk pas afvragen wat dit allemaal gekost heeft aan aantal muizen, meikevers, kilometers rijden en uren. Doordat we dit geregistreerd hebben en gereconstrueerd, hebben we dit berekend. Hier een aantal statistieken op een rij:

  • Aantal muizen : 210 Gemiddeld per muis 26 gr. Totaal gewicht: 5,5 kg
  • Kosten muizen circa : €190,- (bekostigd door de Stichting Steenuilenwerkgroep Drenthe)
  • Aantal liters meikevers : 3 liter
  • Aantal uren : 15 uur
  • Aantal gereden km : 507 km

Je moet er wat voor over hebben als vrijwilliger van de steenuilen. Het is uiteraard koffiedik kijken hoe het de jongen is verlopen na het uitvliegen. Maar natuurlijk hopen we de jongen de komende jaren aan te treffen als broedvogels in ons of in een aangrenzend gebied. Zo zie je maar weer dat een controle op vrijdag de 13e ook een nest van 5 jonge steenuilen gunstig gezind kan zijn en uiteindelijk tot een prachtig verhaal kan leiden met 5 uitgevlogen jonge steenuilen die hun geluk mogen beproeven in de wijde wereld.

Erwin Bruulsema
Regio-coördinator STONE – Drenthe
Stichting Steenuilenwerkgroep Drenthe