Kerkuilenwerkgroep
Het doel van onze werkgroep is het bevorderen van broedgevallen in onze omgeving.
Doel
Het doel van onze werkgroep is het bevorderen van broedgevallen in onze omgeving.
In de zeventiger jaren van de vorige eeuw waren er landelijk minder dan 100 broedparen van de kerkuil aanwezig. Er werd een programma opgezet om uitsterven te voorkomen. Het was misschien wel één van de redenen om de Vogelwacht Uffelte e.o. op te richten. Al in het oprichtingsjaar 1973 gingen Fred van Vemden en ringer Blaauw op pad om in Wapserveen kerkuilen te ringen. Op die manier kon men de uil beter monitoren. Ringen levert gegevens op over verspreiding, leeftijd, paarvorming en plaatstrouw.
De vogelwacht ontfermde zich over twee regio’s in ZW-Drenthe. Overal werden kasten geplaatst in boerderijen en schuren. Sindsdien is de stand fors toegenomen.
Coördinator
Engelbert van der Giessen
0521-345 347
06-510 44 815
mail Engelbert vd Giessen
Werkwijze
Ons werkgebied (regio 14 en 15) loopt van Nijensleek tot en met Lhee/Dwingeloo en van Wateren tot en met Ruinen. Er hangen ongeveer 157 kasten in het hele gebied. Om de broedgelegenheid optimaal te houden is het onderhouden en schoonmaken van de kasten van het grootste belang. Na twee jaar broeden raken de kasten namelijk aardig vol met mest en braakballen.
Natuurlijk willen we graag weten waar broedgevallen zijn en hoeveel jongen er grootgebracht worden. We gaan daarvoor vanaf begin juni op pad om alle kasten te controleren. Op veel plaatsen worden uiltjes geringd.
Het schoonmaken en de controles worden uitgevoerd door zeven groepen van ongeveer vijf vrijwilligers. Daarnaast moet natuurlijk de administratie in orde zijn en onze resultaten worden landelijk doorgegeven.
Resultaten
In de afgelopen veertig jaar is er een geweldige winst geboekt. Vooral door het ophangen van kasten. Landelijk gingen we naar ongeveer 3000 broedparen.
Nestgelegenheid is belangrijk, maar de resultaten zijn verder sterk afhankelijk van de omstandigheden. Dit zijn in grote lijnen zachte of strenge winters en veel of weinig muizen. De veldmuizenstand heeft bijvoorbeeld een cyclus van ongeveer drie jaar, waarbij het derde jaar dan een topjaar is.
In 2013 hadden we na twee winters met strenge vorst en sneeuw ook nog een muizendip. Dit resulteerde in maar 20 jongen van 11 broedparen, voor ons hele gebied! In 2014 waren er mede door de goede muizenstand al weer 29 paren die totaal 144 jongen groot brachten. In 2015 en 2016 steeg de stand, maar het aantal van 58 paren en 227 jongen in 2017 was ongekend hoog. Maar het zat er in, in 2018 moesten we genoegen nemen met slechts 15 bezette kasten en 47 jongen.
Laatste nieuws uit de werkgroep
De kerkuil
De Kerkuil heeft een mooi hartvormig masker dat hem als een soort schotelantenne helpt met geluid opvangen. De oren zitten asymmetrisch aan de rand van het masker, waardoor hij goed de plaats kan bepalen. Hij heeft weinig vetreserves en een mindergoed geïsoleerd verenkleed dan andere uilensoorten. Dat maakt hem kwetsbaar. Daar komt bij dat de Kerkuil voor 98% afhankelijk is van muizen als voedsel. Bij een strenge winter of een dik pak sneeuw kruipen de muizen weg en heeft de uil het moeilijk. Ze kunnen niet langer dan een week zonder voedsel. Verder hebben de Kerkuilen het zwaar omdat er steeds meer ruigten en akkerranden verdwijnen, schuilplekken voor muizen. De uilen jagen nu geregeld in wegbermen, wat tot verkeersslachtoffers leidt.
Jong leven
Vroeg in het voorjaar begint de Kerkuil met de balts: gekrijs, vleugelklappen en bedelgesis (blazen) van het vrouwtje. De meestal 4 tot 7 eieren worden om de dag gelegd. Er wordt vanaf het eerste ei ongeveer 28-30 dagen gebroed. Vandaar dat de jongen verschillen in leeftijd. Ook de jongen maken een sissend blaasgeluid. Vanaf de vijfde week wordt het dons vervangen door de veren. In week acht doen ze vliegoefeningen en in de negende week kunnen ze vrij rondvliegen.