zou zo maar op de deur kunnen staan van de werkruimte van Peter van Tulden, coördinator onderzoek wilde fauna bij het Central Veterinary Institute in Lelystad. Peter gaf onlangs een lezing bij onze Vogelwacht. Hij vertelde over zijn werkzaamheden bij het instituut. Na een enigszins droge opsomming van allerlei ziektes bij dieren (wat niet per se hetzelfde is als dierziektes), ging hij na de pauze los met een wat smeuïgere presentatie, gelardeerd met vaak grappige cartoons. Aan het instituut worden dieren gepresenteerd welke kennelijk – soms in grote aantallen – overleden zijn, mede door de manier waarop veehouders/fokkers denken hun dieren te moeten houden. Peter zelf onderzoekt onder verdachte omstandigheden gestorven wilde dieren, welke in het veld door derden gevonden worden bijvoorbeeld door u tijdens een leuke vogelexcursie.
Het houden van ongezond grote hoeveelheden slacht- en pluimvee, vaak ook nog eens bij bedrijven welke op korte afstand van elkaar gelegen zijn, alsmede het frequent verplaatsen van deze dieren heeft tot gevolg dat wanneer er dan een ziekte geconstateerd wordt, deze zich soms snel en massaal aan het uitbreiden is. Gevolg: rampzalige “ruimingen” om het tij te keren. Over dierenleed wordt nauwelijks gesproken… Dan willen als klap op de vuurpijl de dierenhouders ook graag door de overheid (= ons geld) gecompenseerd worden voor geleden schade. Voorbeelden als varkenspest, gekkekoeienziekte en vogelpest hebben we min of meer aan de lopende band. Lekker doorgaan met de bouw van megastallen en het houden van pluimvee op te kleine oppervlaktes.
En dan de wilde dieren. Wie vervolgt hen op (illegale wijze) of animeert anderen om dit te doen c.q. werkt er aan mee?Preparateurs, eierverzamelaars, valkeniers, duivenhouders en geloof het of niet zelfs de grootste terreinbeheerders van ons land en weidevogelgroeperingen. Last but not least: de jagers! Meest voorkomende methodes: Vergiftiging, klemmen, jacht, doorschieten van roofvogelnesten, omzagen van roofvogelnestbomen. Slachtoffers van vergassing, lijmstokken, mistnetten en kraaienvangkooien alsmede de inhoud van uitgehaalde nesten en verstoorde Dassen- en Vossenburchten zullen niet in Peters werkruimte terecht komen naar ik veronderstel.
Zelf heb ik mij ook wel eens schuldig gemaakt aan ingrepen waarmee ik overigens gestopt ben. Bij het controleren van de kasten van Torenvalken nam ik dan de eieren weg van de Nijlgans. Inmiddels vind ik dit volkomen zinloos aangezien deze exoot niet meer weg te denken is in Nederland en de ons omringende landen. Ook komt het voor dat een Nijlganzenpaar na ons vertrek zo’n kast alsnog opnieuw bezet. Dan moeten we onze energie maar richten op het bedenken van “Nijlgansvrije” Torenvalkkasten (zal niet meevallen). Uiteindelijk laten we ook de Spreeuwen met rust die onze Steenuilkasten innemen.
Een nogal populair gif is het inmiddels verboden landbouwbestrijdingsmiddel Parathion. Voorbeelden (die Peter tegenkwam): Haas, ingesneden en vervolgens bewerkt met P.; met P. ingespoten eieren, achtergelaten in het veld; Mus volgespoten met P.; Mol met P. bewerkt en vervolgens op paal gespijkerd; met gif bewerkte Kraaiachtigen. Ooit werd een stukje met P. bewerkt stokbrood aangetroffen op korte afstand van een kleuterschool. Volgens Peter was de aangebrachte hoeveelheid voldoende geweest om alle in Frederikshaven aanwezige toehoorders uit te roeien… Het meest bizarre geval vond Peter de levende Houtduif waarvan de borstveren waren verwijderd. Gifkorrels werden op het kale deel geplakt en de Duif mocht wegvliegen. Ook bijzonder was de Das welke langs de kant van de weg gevonden werd met een flink gat in een achterpoot. Kennelijk een verkeersslachtoffer. Bij nader onderzoek bleek het gat naar voren door te lopen, waar Peter vervolgens een kogel vond.
Aangevoerde argumenten om doding te rechtvaardigen:
- Schade aan gewassen. Dit jaar nog schreeuwden Friese boeren moord en brand vanwege een muizenplaag. Laat dat nu net het gebied zijn waar de grootste roofvogelvervolging plaats vindt.
- “Roofdieren hebben geen vijanden”. Grootst mogelijke kul. Er zijn zoveel predatoren als hun voedsel toelaat. Er is dus een natuurlijk evenwicht, dat alleen verstoord wordt door een grote variatie aan menselijk ingrepen.
- “Ze eten op, wat wij zelf willen eten”. Ja, dat is jammer dan. Dan eet je maar een bosje onbespoten worteltjes. Maar ja, de roofdieren zijn dus een sta-in-de-weg voor het jachtPLEZIER. Maar dat is iets wat maar heel weinig van deze plezierschieters willen toegeven.
- “Er zijn er te veel”. Ik kom vaak mensen tegen die dit “zelf gelezen” hebben en dit dan maar door kakelen. Helaas moet ik toegeven dat de jagers een geolied lobby-orgaan hebben, met invloed tot in de hoogste kringen zoals bijvoorbeeld voormalige olifantenknallers, en daar helaas nogal succesvol gebruik van maken. We herinneren ons vast nog wel de rel die ontstond nadat bleek dat de Drentse jagers nog niet tot 10 konden tellen. Hun reeëntelling van het betreffende jaar bleek volkomen onjuist en er mochten derhalve geen Reeën geschoten worden. In het Oktobernummer (2015) “Argus-de stem van de sprakeloze wilde dieren” van de Faunabescherming schrijft Harm Niesen over bijvoorbeeld ganzenbestrijding: “… te veel”. Natuurlijk zijn het er meer dan vroeger, maar ‘te veel’ is biologisch gezien een belachelijk begrip. Ze zijn er gewoon, en dat komt helemaal door onszelf, door de manier waarop wij Nederland inrichten. Als je een ganzenparadijs maakt, moet je niet verbaasd zijn dat je Ganzen krijgt. Denken dat je de aantallen door bestrijding kunt verminderen is dom. Ook in de praktijk blijkt nu overduidelijk dat het niet werkt. “ In hetzelfde artikel zegt Harm dat “Sovon Vogelonderzoek Nederland heeft laten weten alle bestrijdingsacties nutteloos te vinden.” Dit zegt genoeg en de redenatie geldt evenzo voor “dat teveel aan predatoren”.
Tekst en foto’s: Gerard J.F. Mulder
Gerard Mulder uit Uffelte is werkzaam als vrijwilliger in het veld voor enkele natuurorganisaties en bovenal een actief lid van onze vereniging (o.a. steenuil- en kerkuilenwerkgroeplid en heideschoner). Geregeld beschrijft hij, op zijn eigen bijzondere wijze, zijn genoegens en ongenoegens over van alles wat op zijn natuurpad komt. Deze keer heeft Gerard de lezing van Peter van Tulden, werkzaam bij het CVI in Lelystad van afgelopen woensdag, 14 oktober 2015 als uitgangspunt voor zijn verhaal genomen.